Aan het begin van de 19e eeuw waren de landbouwwerktuigen vrijwel gelijk aan die van de 16e eeuw. De lantaarnpaal had een tweekoppige trekhaak nodig voor de ondiepe symmetrische bewerking van de zandkleurige kleigrond van de Double en Landais-plateaus. Het was gebruikelijk om te ploegen in hoge groeven of ruggen van 1 meter breed om de waterafvoer te bevorderen.
Het handgereedschap bleef de schop, de dweper, de wiet, het moeras, het hoyau om te graven, te plukken, te draaien en de aarde te onkruidvrij te maken.
Verbeteringen in het gebruik van rondhouten met platte en puntige Amerikaanse ploegen, bekend als Amerikaanse ploegen, in landploegen en de introductie van de Dombasle- en wijngaardploegen kwamen pas rond 1850-1860 aan het licht. De ontwikkeling en democratisering van de landbouwmachines vond plaats aan het einde van de 19e – begin 20e eeuw, bijvoorbeeld met de dubbele omkeerbare dubbele ploegen. Deze landbouwwerktuigen werden aan het begin van de 20e eeuw nog getrokken door ossen of enkele ezels.
De motorisering van het ploegen ging in de jaren twintig van de vorige eeuw langzaam en vanaf 1950 sneller.
Illustraties:
– Ansichtkaart van de kerk van Saint Front de Pradoux met een stuk land dat geploegd is door een paar ossen die een spin uit het land trekken. (Collectie Henri Brives)
– Foto van het ploegen met de Brabantse ploeg en een ossenpaar in de Périgord in de jaren tachtig. (foto Pierre Broussouloux ©Musée André Voulgre)
– Advertentie van Perrier, een fabrikant van landbouwwerktuigen in Périgueux, in 1872 in de Annales de la société d’agriculture de la Dordogne (©Musée André Voulgre).
– Foto van het ossenpaar van de familie Couderc in Fonvaleix in Saint Astier (Privécollectie in Hervé Mercier, Saint-Astier, 1900-1950, deel 2, La vie Astérienne, Imprimerie IOTA, 2015)