De kuiperij

Elk dorp met een eigen wijngaard had ook een eigen cooper.

Deze houten ambachtsman maakte vaten, tonnen en emmers. De gedroogde notenbalken van acacia, kastanje en vooral eik werden in notenbalken of duigen gesplitst die vervolgens werden verfijnd om ze hun vorm te geven. Eenmaal doorweekt werden de duigen in elkaar gezet, verwarmd en voorlopig vastgezet. Eenmaal gevormd, werd het vat nat gemaakt en onderworpen aan een toast. Nadat de bodems waren gelegd, werd de laatste omsnoering geïnstalleerd en de spong uitgegraven.

Een belangrijk deel van het werk van de dorpscoopers bestond echter uit het repareren en voorbereiden van de vaten in de boerderijen voor de oogst.

Illustraties:

– Foto van een vat dat wordt gerepareerd (foto Pierre Broussouloux ©Musée André Voulgre).

– Foto van Jean Pichot in het atelier van zijn kuiper in Villamblard in de jaren negentig.

– ECR IV.5: 15 » videoscherm met zijn portret van de kuiper als ambachtsman.